Winter in Kato Gatzea kan een saaie bedoening zijn. Kán, want het hoeft niet. Het ligt er maar net aan wat je maatstaven zijn. Die van ons liggen niet zo hoog. Geef ons een milde winter met veel zon en af en toe een regendagje, een wekelijkse Griekse les, een roseetje bij Karma in het weekend, en voilá, wij zijn dik tevreden. Anders wordt het als zoonlief op bezoek komt. Die vindt wat leven in de brouwerij wel leuk, dus proberen we dan meestal wel een uitstapje te maken. Dit keer viel de keus op Larissa, een wat grotere stad die op een klein uurtje rijden voorbij Volos ligt. Ik schreef er al een column over voor Vlaardingen24, maar aangezien mijn website toch weer heel veel andere bezoekers trekt, doe ik het hier nog eens lekker uitgebreid -– met véél foto’s! – over.
Larissa viel ons namelijk alles mee. We waren er nooit eerder geweest, aangezien we geen auto hebben. Je kunt er ook met de KTEL-bus naartoe, maar dat is zo’n gepriegel met aansluitingen vanuit ons dorpje, dat we daar nooit aan begonnen zijn. Nu hadden we de beschikking over een huurauto, een zoon die weet hoe je met gps omgaat, en bleek de weersverwachting ook nog eens zodanig dat we niet de kans liepen overvallen te worden door regen en/of ijzel. Kortom, niets stond ons in de weg om het Larissa-avontuur aan te gaan, dus stapten we op een zonnige januari-dag om halfelf ’s ochtends in de auto, op weg naar De Grote Stad.
En het was leuk! Ik kan niet anders zeggen. We hadden mazzel met het weer, want hoewel het behoorlijk fris was, scheen de zon volop. Perfect stadswandelweer, zal ik maar zeggen. En dankzij de gps van zoonlief wisten we precies waar alle bezienswaardigheden zich bevonden. Dat hadden we al uitgedokterd op het verwarmde terras waar we na aankomst een kop koffie dronken. En laten die bezienswaardigheden nou allemaal vlakbij en dus op loopafstand liggen! Na de koffie slenterden we dus op ons gemak naar de oude arena, via autoloze winkelstraten met gezellige winkeltjes. Daarna bezochten we de overblijfselen van de oude Turkse Markt, de Bezesteni, die al in de 15e eeuw gebouwd werd. Zo heel veel staat er niet meer van overeind, maar met een beetje fantasie kun je de kooplui echt nog wel horen schreeuwen. Fascinerend vond ik ook de aanwezigheid van een ‘kluis’, waarin de schatten en de ‘archieven’ van de stad werden bewaard: een klein stenen huisje dat al vijf eeuwen lang zijn mannetje staat. De schatten zullen inmiddels wel verdwenen zijn, en de dossiers hebben vast een plaatsje gevonden in een ander onderkomen, maar toch… je staat zomaar oog in oog met iets wat ze vijfhonderd jaar geleden hebben gebouwd om de geschiedenis voor het nageslacht te bewaren. Daar word je op zijn minst even stil van.
Niet zo lang, hoor, want naast die markt ligt een oude Byzantijnse kerk, te bereiken via een park vol met graven en beelden. Ook fascinerend, vooral dat graf van een jongen van achtentwintig jaar, waarop een heel verhaal stond. Te veel en te moeilijk voor mij om het zo en passant even te vertalen, maar het staat op de foto, dus ik ga er zeker een keer echt voor zitten. Een mooie oefening voor tijdens onze Griekse les met de buuf, die altijd in is voor ‘eigen inbreng’. En het ‘vliegende beeld’ van de jonge vrouw op de top van de obelisk vond ik ook heel mooi. Ik had daar nog wel een poosje kunnen rondlopen, maar aangezien de mannen al op weg waren naar de kerk, heb ik me maar tevredengesteld met het nemen van foto’s.
O, en had ik al verteld dat we tijdens onze wandeling telkens weer uitzicht hadden op de beroemde Olympus? Besneeuwd uiteraard, het is per slot van rekening nog hartje winter. Ik heb die berg al een paar keer gezien vanuit de bus als ik onderweg was naar Thessaloniki, maar dan zie ik hem blijkbaar van een heel andere kant, want ik moet eerlijk bekennen dat ik hem niet herkende. Het was dat onze zoon via alweer die gps precies wist dat vóór ons de Olympus lag en rechts daarvan de Ossa, anders had ik u dat niet kunnen vertellen. Maar nu dus wel! En imponerend was het, hoor, die in de verte liggende woonplaats van de Griekse goden. Dan voel je je als mens toch wel even heel klein worden, zelfs in de eenentwintigste eeuw…
De Byzantijnse kerk had prachtige mozaïek-ramen, waarin de zon een mooi spel speelde. En de zuilengang met binnenhof ernaast zal op zonnige dagen ongetwijfeld veel rust en verkoeling brengen. Dat hadden wij niet nodig, want rustig en koel was het al, wat misschien de reden was dat de kerk voor bezoekers gesloten was. Of misschien mag je er alleen op zondag in, ik heb geen idee. Zo heel erg vond ik het niet, want in de afgelopen jaren heb ik al heel veel Bijzantijnse kerken vanbinnen gezien. Een hoop pracht en praal, die mij persoonlijk niet zo heel veel zegt. Hooguit bezorgt het me een nare smaak in de mond, omdat ik op zo’n moment het verschil tussen de rijke kerk en de arme gelovigen iets te veel voor me zie. Maar dat is mijn persoonlijke opvatting, en in het kader van ‘de kunst’ zijn dit soort kerken zeker de moeite van een bezoek waard. Mijn aandacht werd echter al snel getrokken naar het iets lager gelegen viaduct aan de andere kant van het kerkplein, waarop zich een aantal afbeeldingen van kleurrijke fietsers bevonden. En laat er nou net een ‘eenzame fietser’ passeren toen ik een foto maakte. Kijk, dat zijn van die toevalsmomenten waar ik van ga glimlachen.
Inmiddels was er al aardig wat tijd verstreken en onze magen begonnen te knorren. Dus zochten we het centrum van de stad weer op, slenterend over ruim opgezette pleinen die ook de moeite van het fotograferen waard waren. Leuk was ook het ‘contact-moment’ met een toevallige passant, een oudere meneer die zag dat ik een overzichtsfoto nam. Hij bleef glimlachend stilstaan, wachtte tot ik had afgedrukt en groette mij met een lachend knikje voor hij weer verder liep. Leuk is dat, zo’n totaal onbekende man die geen enkel idee heeft dat hij nu figureert in een foto die door u in Nederland bekeken wordt omdat ik vandaag toevallig een column over Larissa schrijf. Fascinerend zoiets, misschien verwerk ik het nog wel eens in een verhaal.
Na de lunch in een ‘industrial design’-lunchcafé gingen we langzaamaan weer op weg naar de parkeergarage waar onze auto stond. Hoe te betalen was niet helemaal duidelijk, maar dat was de garage zelf ook niet, dat hadden we bij aankomst al ondervonden. Een labyrinth van smalle steile afdalingen, met niet al te duidelijke heen- dan wel terug-pijlen. Gelukkig hadden we een kleine auto, die alle bochtjes weer terug omhoog keurig wist te nemen. Eenmaal boven konden we bij de juffrouw aldaar betalen. Nou ja, je moest er wel voor uitstappen, en even naar het hok lopen, en aangezien de juf vervolgens meteen de slagboom opende, waren zoonlief en ik met de auto voor alle zekerheid al boven bij de uitgang voordat manlief – die de portemonnee had – kon instappen. Hij was daar iets minder over te spreken dan wij, maar uiteindelijk kwam het toch allemaal goed.
Op de terugweg hebben we nog een korte stop gemaakt bij de Media Markt, op zoek naar een Bluetooth-splitter om niet de geijkte één, maar twéé Bluetooth-koptelefoons aan te kunnen sluiten op de televisie. Het bestaat, zeker weten, alleen nog niet in die mate dat het volop in de winkels ligt. We zoeken verder, en tot die tijd ‘behelpen’ we ons gewoon met de analoge snoer-koptelefoons als we naar onze dagelijkse portie Midsomer Murders kijken. Daar zijn we namelijk een beetje aan verslaafd, de laatste tijd. Het kijkt niet al te moeilijk, en het verhaal slaat meestal nergens op, maar de heerlijke sfeerbeelden van het Engelse platteland maken dat allemaal ruimschoots goed. En er zijn héél veel afleveringen van gemaakt, wat ook wel fijn is als je op het Griekse platteland overwintert en ’s avonds weinig ander vermaak hebt dan de televisie.
Zoonlief is inmiddels weer in NL, en wij hebben ons saaie winterleven hervat. Met gelukkig nog steeds veel zonnige momenten, gezellige Griekse lessen en heel veel tv-plezier dankzij de super slimme Chief Inspector Barnaby 😉
♥♥♥♥♥
Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding.