Kriebelbeestjes

We hebben een heerlijk warme nazomer, wat betekent dat niet alleen de flora, maar ook de fauna nog lang niet aan een winterslaap toe is. En dan heb ik het met name over de kriebelbeestjes die in een klimaat als het onze van voorjaar tot winter in overvloed aanwezig zijn… in de tuin of erger: in je huis. Meestal proberen we zo’n beestjesuitbraak te lijf te gaan met natuurlijke middelen. Zo staat er standaard een met geperforeerd aluminium afgedekt glas, half gevuld met azijn, op strategische plekken in onze badkamer en keuken.

Dat helpt niet alleen tegen de rioolvliegjes, maar ook tegen de fruitvliegjes in de zomer. Ze duiken door de gaatjes het glas in en verdrinken in de azijn. Misschien niet zo’n fijne dood, maar voor alles en iedereen toch beter dan een dot chemicaliën uit een spuitbus. Zien we in de keuken een colonne miertjes voorbijkomen, dan brengen we ze van het padje af door op de naad van muur en aanrecht een streep nootmuskaat of kaneel aan te brengen. Zijn we er vroeg genoeg bij, dan is dat voldoende om de uitbraak binnen de perken te houden. Zo niet, dan komt er toch zo’n spuitbus aan te pas, want ook al is onze lifestyle over het algemeen aardig milieubewust, soms is het gewoon echt nodig om gebruik te maken van chemicaliën. Die zijn ook niet voor niets uitgevonden, denk ik dan maar als ik op de knop druk.

Buitenshuis heb ik minder problemen met beestjes. Als ik in de tuin bezig ben, kom ik er heel veel tegen. Van de meeste heb ik geen enkel idee hoe ze heten of waar ze al dan niet nuttig voor zijn, maar zolang ze mij met rust laten, doe ik dat met hen ook. Leven en laten leven, nietwaar? Leuke beestjes zijn er ook, zoals de vrolijke vlinders in allerlei kleuren en maten, en natuurlijk de hagedisjes die goed gedijen in de warme zon. Hoe mooi die zijn, zie je eigenlijk pas goed als je de kans krijgt om een close-upfoto te maken. Wat helaas niet zo heel vaak gebeurt, omdat onze Krumpie zo’n beestje meestal eerder spot dan wij…

Met zoembeestjes heb ik meer moeite. Vooral voor wespen heb ik ontzag, al geldt ook hier de afspraak dat zolang zij mij met rust laten, ik hen rustig om me heen laat zoemen. Meestal vraag ik ze dan in gedachten beleefd doch dringend om alsjeblieft ergens anders te gaan zoemen, en wonder boven wonder helpt dat in de meeste gevallen. Anders wordt het als ze gaatjes gaan boren in de veranda om een nest te maken. Die gaatjes plak ik zo snel mogelijk af met plakband, wat over het algemeen voldoende is. Maar soms heb ik het niet in de gaten en ontstaat er toch ergens een wespennest. Zolang dat aan de veranda hangt, valt het nog wel simpel te verwijderen, zeker als het nog in een beginstadium is. Maar als het nest ongemerkt in een muur is ontstaan, dan heb je echt een probleem. Een groot probleem!

Dat overkwam ons dus een paar weken terug. Ik bespeurde ineens een toename aan wespen in de hoek naast mijn kantooringang. Ze vlogen af en aan, verdwenen achter de elektriciteitsleidingen en kropen blijkbaar zo de muur in, iets wat gezien de hoeveelheid wespen al enige tijd aan de gang was. Om bij mijn kantoor te komen, moest ik dwars door de aanvliegroute lopen, en daar was ik op z’n zachtst gezegd niet blij mee. Manlief – die het allemaal niet zo’n dringend probleem vond – beloofde er weleens iets aan te doen, en spoot er zo af en toe een buslading chemicaliën in. Dat hielp echter niet. De wespen bleven komen en het werden er steeds meer in plaats van minder.

Na weer zo’n gifactie van manlief stond ik samen met onze hulp op gepaste afstand voorzichtig om het hoekje te gluren om te zien of die krengen nu eindelijk eens een keer zouden begrijpen dat de muur verboden terrein was. Ineens voelde ik een piepklein prikje, dwars door mijn trui heen. In eerste instantie besteedde ik er eigenlijk niet eens aandacht aan. Tot het na een paar minuten steeds meer begon te jeuken en het tot me doordrong dat ik zeer waarschijnlijk geprikt was door een boze wesp. Nu ben ik in mijn leven al wel vaker door wespen geprikt, gelukkig altijd zonder allergische reactie, dus in dat opzicht kon ik mezelf gerust stellen. Minder leuk echter was de plek waar het beest had geprikt. Laten we het er maar op houden dat ik na een paar uur aan de linkerkant ietwat rondborstiger was dan aan de rechterkant.

Ik kan u nu uit ervaring vertellen dat een wespensteek op zo’n gevoelige plaats echt heel vervelend is. De zwelling en de jeuk verdwenen pas na een week, met achterlating van een grote blauwe plek. Gelukkig had manlief na dit voorval wel in de gaten dat er drastischer maatregelen nodig waren en heeft hij in plaats van gif het gat in de muur voorzien van een hele bus purschuim. Zelfs toen bleven de wespen nog dagenlang rond het nest zoemen om te proberen naar binnen te komen. Ik durfde echt mijn kantoor niet meer in. ‘Je moet geduld hebben, het duurt even voor ze het door hebben,’ zei manlief streng. Maar geduld is niet mijn sterkste kant, dus na een uitgebreide speurtocht op internet heb ik als ‘laatste redmiddel’ een glas met azijn gevuld, er een scheut citroensap in gespoten en er een handvol kruidnagels in gegooid. Dat heb ik samen met een doormidden gesneden ui onder de plek van het nest op de vensterbank gezet en zie… binnen een uur waren alle wespen weg.

Of de wespen het uit zichzelf eindelijk door hadden of dat mijn ‘wanhoopsactie’ daarbij een flink handje geholpen heeft… daar zijn de meningen hier in huis nog steeds over verdeeld. Maar één ding weet ik wel: dat glas blijft de komende tijd gewoon op de vensterbank staan, zeker weten 😉

♥♥♥♥♥

Licht in de duisternis

Hoewel mijn roman De Zomer van 1970 nog maar net het levenslicht heeft gezien – nu ook te lezen als e-book via je Kobo-abonnement! – ben ikzelf alweer een aantal weken aan het kennismaken met mijn nieuwe hoofdpersonen. Dat is nogal een lastig proces, want ik loop daarbij altijd tegen een hoop problemen op, vanwege hun eigenzinnigheid. Natuurlijk heb ik van tevoren best een aardig idee over hoe ze zouden moeten zijn en wat ze zouden moeten doen. Het vervelende is echter dat het zo niet werkt. In ieder geval niet bij mij. Zo had ik keurig bedacht dat ik met Evelien zou beginnen. Over haar zou het eerste deel van de door mij geplande nieuwe trilogie gaan. Maar terwijl ik met Evelien de eerste woorden op papier aan het zetten was, bleef haar vriendin Adèle steeds weer in mijn oor toeteren dat zíj als eerste wilde. En hoe ik haar ook negeerde en iedere dag braaf samen met Evelien aan mijn werktafel plaatsnam, ze hield niet op met toeteren. Na vier vruchteloze weken – Eveliens verhaal schoot maar niet op – heb ik de handdoek in de ring gegooid en besloten om dan in vredesnaam toch maar met Adèle in zee te gaan.

Een goed besluit, want de woorden rollen nu achter elkaar mijn computer uit, in tegenstelling tot die eerste paar weken. ‘Luisteren naar je innerlijke stem’ noem ik dat, iets waar ik dus blijkbaar nog steeds moeite mee heb. In mijn schrijversleven gaat dat gelukkig steeds beter, maar in mijn gewone dagelijkse leven ben ik toch eerder geneigd om naar de stem van mijn verstand te luisteren. En dat is maar goed ook, want het zou echt een flink zooitje worden als we allemaal altijd alleen maar naar onze ‘innerlijke stem’ zouden luisteren. Stel je voor dat je innerlijke stem je influistert dat je nog steeds president van Amerika bent, ook al zegt de verkiezingsuitslag dat je dat niet meer bent. Grote kans dat je dan op een bepaald moment toch in een dwangbuis je Witte Huis uit wordt gedragen, en dat allemaal terwijl medelandgenoten bij bosjes sterven omdat jij te druk bent met het luisteren naar je innerlijke stem en geen tijd hebt om hen te beschermen tegen een levensbedreigend virus dat ondertussen vrolijk doorgaat met wat virussen nu eenmaal graag doen: zich vermeerderen.

Tja, we maken er maar een grapje over, maar dieptriest is het allemaal wel. Zo langzamerhand zitten we al bijna een jaar met dat virus opgescheept, en de enige die er vrolijk van wordt is dus dat virus zelf. ‘Corona-moe’ is de term die ik regelmatig hoor bezigen, en ik kan me daar zeker iets bij voorstellen. Als schrijfster ben ik het wel gewend om weken- en soms zelf maandenlang nauwelijks een voet buiten de deur te zetten. Maar dat doe ik vrijwillig, en dat is toch heel anders dan wanneer je die deur niet uit mág – tenzij je er een door anderen bepaalde goede reden voor hebt. Dus ja, corona-moe ben ik zo langzamerhand ook wel. Het nieuws dat er een vaccin in aantocht is, doet me dan ook zeer veel deugd. Geloof me, ik sta als een van de eersten in de rij om zo’n prik te halen. En die eventuele bijwerkingen op lange termijn waar iedereen het over heeft? Nou, daar maak ik me echt geen zorgen over. Natuurlijk hoop ik net als iedereen nog tig jaar mee te gaan, daar doe ik ook heel erg mijn best voor, maar nuchter nadenken kan ik wel. Ik heb inmiddels de leeftijd bereikt waarop ik als het tegenzit misschien nog maar een jaar of vijf – of tien of twintig? – voor de boeg heb. Dat weet je immers nooit, hoelang en op welke manier je nog hebt te gaan, nee, ook niet als je jong bent. Die o zo kostbare levensjaren wil ik toch echt op een leuke manier doorbrengen, en niet angstig verscholen achter mijn huisdeur opdat het dan misschien wel zes – of elf of eenentwintig – jaren zullen worden. Dus dat vaccin mag van mij heel snel op de markt gezet worden, zeker weten!

“Mam, als het kan, hopen we in februari naar jullie toe te komen,” zei zoonlief onlangs in een videochat. En hoe heerlijk zou dat zijn! Chatten en skypen en appen is allemaal leuk en aardig, maar wij zijn niet zo’n gezin dat elkaar spontaan alle lief en leed laat meebeleven via dat soort kanalen. Ditjes en datjes, dat zeker, die andere, wat diepgaandere gesprekken komen bij ons echter pas als we wat langer bij elkaar zijn. Maar dat laatste is nu dus al bijna twee jaar geleden. We verlangen er dan ook heel erg naar om zoonlief en de vrouw met wie hij nu al bijna een jaar lang samen is eindelijk in onze armen te kunnen sluiten, niet digitaal, maar in het echt. En ja, dat is zo belangrijk voor ons, dat we dat vaccin liever vandaag dan morgen in ons lijf laten spuiten. Want ‘morgen’ kan het te laat zijn…

Of het leven in februari weer enigszins normaal zal zijn, betwijfel ik, maar hopen kan altijd. Daarom ook hou ik zo van Kerstmis, het feest van het licht dat hoop en liefde brengt. Twee dingen die we in 2020 zo heel hard nodig hadden, maar waar weinig van te merken viel. Grimmig en grauw was het dit jaar, ook als de zon volop scheen. Of misschien overdrijf ik nu, dat kan best. Dat doe ik namelijk wel vaker in de periode dat de blaadjes aan het vallen zijn. Ook daarom ben ik blij met december, blij met het vooruitzicht dat we ondanks alle donkere winterdagen toch op weg zijn naar het heerlijke voorjaar, naar het nieuwe leven dat altijd weer ontspruit uit de veel te koud geworden grond.

Daarom ook, lieve lezers, wil ik u, al is het nog een beetje vroeg , nu al hele fijne kerstdagen toewensen. Zelfs als het een andere, soberder en eenzamere Kerst is dan we eigenlijk zouden willen. Laten we hier en nu gewoon met elkaar afspreken dat we van Kerst 2020 één groot feest van hoop en liefde zullen maken, en ondanks alles met licht in ons hart op weg gaan naar 2021. Corona-moe of niet, één ding weet ik namelijk heel zeker: pandemieën zijn er altijd geweest en zullen er altijd weer komen. Het goede nieuws is echter dat ze ook weer voorbij gaan… 😉

KALA XRISTOUYENNA! PRETTIGE KERST!

Yiasou uit Pilion!

♥♥♥♥♥

Terrasjes aan zee

De Griekse herfst is nogal onstuimig van start gegaan met een heuse Medicane, die een verwoestend spoor trok over het hele land. In de dagen erna kelderde de temperatuur van tegen de dertig naar zo’n achttien graden, zodat ik de dikke sokken en de warme joggingbroek maar uit de winterkast heb gehaald. Inmiddels liggen ze er ook weer in, want na dat koude herfstweer klaarde de boel snel op, en ze zeggen zelfs dat we komend weekend een ‘kleine hittegolf’ tegemoet kunnen zien. Zeer wisselvallig weer dus, net zo wisselvallig als dat stomme virus dat momenteel ons leven beheerst. Gelukkig gebeuren er ook nog veel positieve en gezellige dingen, en de kunst is natuurlijk om die tussen alle verwarring en angsten door te blijven zien. Mij lukt dat altijd beter als het zonnetje schijnt en de temperatuur op een aangename hoogte blijft hangen, en in dat opzicht valt er de laatste dagen dus weinig te klagen. De uitnodiging om een keertje koffie te gaan drinken met een Duitse Facebook-bekende die een paar dagen op de nabijgelegen camping stond nam ik dan ook graag aan, al ken ik haar niet echt goed. We hebben elkaar in de afgelopen jaren misschien twee of drie keer gezien, dus dat ik de vrouw die mij op de boulevard samen met een man stond op te wachten niet meteen herkende vond ik wel logisch. Op onze leeftijd komt het immers regelmatig voor dat vriendinnen als blonde blommen vertrekken om het jaar daarop als grijze dames weer terug te keren. En die man… Ach, die had ze vast op de camping opgeduikeld, want ik wist heel zeker dat ze single was, omdat ze vanwege een vervelend ex-vriendje haar Facebook-naam een paar keer had veranderd.

‘Goh, ik had je gewoon niet meer herkend als ik je op straat was tegengekomen,’ flapte ik er dan ook meteen uit na de eerste wat voorzichtige begroeting. ‘Staat je goed.’ Ze keek me een beetje raar aan, dus ik voegde er aarzelend aan toe: ‘Jij bent toch Karin? Wij hadden toch afgesproken?’ Ik begon ineens te twijfelen of ik wel de juiste persoon had aangesproken, maar ze stelde me meteen gerust. Ja, zij was Karin en wij hadden afgesproken, we kenden elkaar van FB. ‘Ja, en van mijn vriendin uit Agios Georgios,’ riep ik, opgelucht dat ik het toch goed had gehad. Opnieuw dat fronsen. ‘Nee, die ken ik niet, wel Alex, van de fietsenwinkel,’ zei ze. Dat klopte, want daar huurde ze in het verleden altijd een mountainbike,  maar dat ze die vriendin van mij niet meer kende was wel raar. Juist door haar hadden we elkaar toch leren kennen? Dat leverde alweer zo’n verwarde blik op. ‘Eh… volgens mij hebben wij elkaar nog nooit ontmoet,’ mompelde Karin, die steeds benauwder begon te kijken. ‘We kennen elkaar alleen van FB. Maar na al die jaren leek het me leuk om je ook persoonlijk te leren kennen, dus daarom heb ik je dat berichtje gestuurd…’ Tergend langzaam drong het tot me door dat ik daar dus met een voor mij totaal onbekend echtpaar op de boulevard stond, omdat ik van het begin af aan blijkbaar de verkeerde Karin voor ogen had gehad. Wat een blamage! Maar het volgende moment kon je mij dus tot boven in Agios Georgios horen schateren. Zoiets kan alleen mij maar overkomen, ik zweer het je. Het waren ook helemaal geen Duitsers, maar Zwitsers, en zij heette niet eens Karin maar Karen… Gelukkig is het allemaal goed gekomen, en werd het bij de koffie zo gezellig dat we erna ook nog maar een hapje zijn gaan eten. Zo’n zwoele nazomeravond aan zee wil ik natuurlijk wel goed benutten, of het nou met bekende of ónbekende FB-vriendinnen is.

En zie, gistermiddag zat ik alweer gezellig op een terras aan zee, samen met manlief, ditmaal voor een lunch van tsipouro met hapjes. Een ‘galgenmaal’ eigenlijk, want vanaf vandaag is onze geliefde tsipouro-stek To Balconi gesloten. De zaak gaat wel weer open, ergens in het voorjaar, maar dan in een nieuw jasje en zonder de bij vele Piliongangers bekende Apostolis, aan wie ik in het verleden al eens een hele column heb gewijd. Zestien jaar bestierde hij zijn ouzeri aan het einde van het dorp, zestien jaar waarin er heel wat tsipourootjes doorheen zijn gegaan. Wij kwamen er graag, ook al wist je van tevoren nooit of het eten wel of niet te pruimen zou zijn, en of de borden met een glimlach dan wel met een grauw op tafel werden gezet. Of ze überháúpt wel op tafel zouden komen, want naar oud-Griekse gewoonte kun je ook gewoon met zijn allen uit één schaaltje prikken. Ieder zijn eigen vorkje, een schaal met gebakken visjes in het midden, een mandje met brood, wat schoteltjes met feta en taramosalade, een groene salade erbij, een paar flesjes tsipouro en klaar ben je. Niet aan iedere toerist besteed, zoiets, maar dat maakte Apostolis niets uit. Wie erover klaagde, zette hij gewoon van het balkon af met de boodschap dat-ie dan maar ergens anders heen moest gaan. Hilarische, mooie en gezellige momenten hebben we er beleefd, en ik zal beslist niet de enige zijn die ‘onze Apostolis’ zal missen.

Het is toch wel een beetje het einde van een tijdperk, zeiden we tegen elkaar, toen we thuis waren. En dat is het, al geldt dat niet alleen voor het sluiten van een legendarische ouzeri in ons kleine dorpje. De wereld die wij begin 2020 zo normaal vonden, bestaat niet meer, ook dat tijdperk is helaas voorgoed ten einde. Het enige wat we kunnen doen is positief blijven en hopen dat het leven ooit weer een beetje gezelliger zal worden. En tot die tijd… Tot die tijd maken we er maar gewoon het beste van – met of zonder een tsipourootje van Apostolis… 😉

♥♥♥♥♥

 

 

 

Zomaar een middag aan zee

Ons dorpje telt een handvol horecagelegenheden die zich allemaal aan de ‘boulevard’ bevinden. Eén daarvan is ouzeri To Balkoni, waar je – de naam zegt het al – op het balkon (of binnen) kunt genieten van tsipouro met hapjes, een simpele Griekse maaltijd of een eenvoudige snack. De zaak behoort toe aan Apostolis, die samen met zijn moeder Elefteria in de keuken staat. Nou ja, hij doet de hapjes, zijn moeder kookt de maaltijden; gewoon thuis in haar huisje met tuin, waarna ze het eten dan in grote pannen met haar rammelende ‘agrotiko’ – een klein vrachtautootje – naar de zaak brengt. Dezelfde agrotiko waarmee Apostolis in de zomer soms zijn vakantievierende klanten na een avondje met wat al te veel tsipouro terugbrengt naar Kala Nera – in de laadbak uiteraard.

Apostolis is wat de Engelsen ‘a character’ noemen. Zijn mekkerende schaterlach werkt zo aanstekelijk dat je binnen no-time mee zit te schateren, al heb je meestal geen enkel idee waarom. Hij heeft een zeer eigen mening, die hij graag mag verkondigen, een hekel aan welke Griekse regering dan ook en de manier waarop hij zijn zaak bestiert is nogal onconventioneel. Het kan zomaar voorkomen dat hij halverwege de avond, terwijl het hele balkon bezet is met klanten, ineens op zijn brommertje stapt en wegrijdt. En dan kan het echt weleens een halfuurtje duren voordat hij terugkeert – meestal met een tas vol brood of een pak suiker of gewoon met helemaal niks. Wilde je toevallig net afrekenen, dan zit er weinig anders op dan geduldig te wachten tot hij terug is, want betalen doe je bij hem. Bij To Balkoni is de klant koning, maar Apostolis is de baas, daar komt het eigenlijk op neer.

Afhankelijk van zijn bui vind je het er beregezellig of bar slecht. De hapjes die hij bij de tsipouro serveert behoren echter tot de betere in onze omgeving, en aangezien een ‘tsipouradiko’ onze favoriete maaltijd is, zijn wij er regelmatig te vinden. In de wintermaanden is de zaak gesloten, omdat Apostolis dan in het buitenland zit. Zo ook deze winter, maar vorige week zag ik tot mijn verrassing dat hij al terug was. Dat kwam goed uit, want ik zou die dag gaan lunchen met een Amerikaanse vriendin. Het was prachtig zonnig weer, warm genoeg om niet op het balkon, maar aan een van de twee blauwe tafeltjes aan zee te zitten. We namen het tafeltje waarvan de vier stoelen wel voorzien waren van zittingen en nipten al snel zeer tevreden aan ons tsipourootje. Een paar minuten later zagen we Apostolis’ moeder aan komen schuifelen, een grote tas met een pan eten erin aan haar arm. De pan werd naar de keuken gebracht, en even daarna kwam Elefteria met een kommetje rijstsoep met lam en wat brood weer naar buiten. Ze wilde aan het tafeltje naast ons gaan zitten, maar omdat daar de stoelzittingen ontbraken, schoof ze maar gezellig bij ons aan.

Weer een paar minuten later kwamen er twee Duitse dames aangewandeld, die wat aarzelend bij het tweede tafeltje bleven staan. Nu heeft Apostolis een zwak voor vrouwen, dus die kwam al met de rieten zittingen aangerend. De dames wilden koffie, en als het kon graag cappuccino. Dat kon, maar het zou even duren voordat het klaar was, zei Apostolis, zeker wel een minuut of tien. Dat vonden de dames helemaal niet erg, daar aan hun tafeltje in het zonnetje, maar ze keken toch wel heel verbaasd toen Apostolis meteen daarna in zijn auto stapte en wegreed. ‘Hij gaat melk halen bij de supermarkt,’ vertrouwde Elefteria ons toe. ‘Voor de cappuccino.’ Het leverde een giechelbui op bij de dames, al werden we allemaal nogal afgeleid door de komst van een viertal stoere Griekse mannen op grote motoren die ze aan de kade naast ons parkeerden. Al kletsend liepen ze het Balkon op – waar nog een paar Engelsen aan de tsipouro zaten – en hoorden daar dat de baas even weg was, maar zo terug zou komen.

De heren waren echter niet voor een kleintje vervaard. Blijkbaar hadden ze hun zinnen gezet op een plekje aan zee, want even later zagen we ze met een tafel en vier stoelen van het balkon af komen en die naast de Duitse dames neerzetten. Vervolgens doken ze de zaak weer in, en tot ieders hilariteit kwamen ze een paar minuten later met een tafelkleedje onder hun arm en een dienblad met water, glazen en een mandje brood weer tevoorschijn. Tegen de tijd dat iedereen zat, kwam Apostolis aanrijden, de achterklep van zijn auto wijd open. Hij sprong eruit, stak zijn duim op naar de Griekse motorrijders en verdween in de keuken om eindelijk de beloofde cappuccino te gaan maken.

Of die smaakte, heb ik niet meegekregen. Zo terugblikkend waren de Duitse dames eigenlijk al vrij snel verdwenen. De Griekse mannen niet. Die bleven heerlijk relaxt met een biertje aan hun tafel in de zon zitten, net als vriendin en ik. We hebben heerlijk gegeten van onze hapjes, en de rijstsoep met lamsvlees van Elefteria smaakte ook prima. Bordjes kwamen er dit keer bij onze lunch in het geheel niet aan te pas. De kom met soep had twee lepels en het broodmandje bevatte genoeg vorkjes om de verschillende hapjes te kunnen prikken. Daar kom je echt een heel eind mee aan zo’n tafeltje in de Griekse zon, al weet ik best dat niet iedereen een op die manier geserveerde maaltijd zal kunnen waarderen. Dat mag, er zijn genoeg andere gelegenheden waar het er heel anders aan toe gaat. Maar of je daar dan net zoveel plezier hebt als bij To Balkoni… Dat betwijfel ik 😉

Yiasou uit Pilion!

Wilma Hollander

Hoera, weer thuis!

Van de mooie Keukenhof-blommen naar de bloemenpracht op Pilion… een mens kan het slechter treffen! Ja, ik ben weer terug op mijn kleurrijke schiereiland, na een lange en vermoeiende reis. De koffer is uitgepakt – een nieuwe, want van de oude braken de wieltjes onderweg af, net op de dag dat ik vijf keer moest overstappen en vele stationstrappen op en af moest. Dat zul je altijd zien, maar gelukkig werd ik gered door mijn uitgever Cupido, oftewel Anita en Pierre Verkerk, die me na een heerlijke lunch in Baarn meenamen in de auto en een nieuwe koffer lieten uitzoeken, zodat ik de verdere reis naar H.I. Ambacht iets comfortabeler kon voortzetten. Gelukkig maar, want ik denk dat ik anders ergens onderweg de voor mijn verjaardag gekregen droge Twentse worsten, het Kuijernat en de Hellendoornse Babbelaar gedumpt had vanwege het gewicht. Dankzij Anita en Pierre hebben ook die het gered tot in Kato Gatzea, en manlief en ik hebben er al heerlijk van gegeten en gedronken.

Moe ben ik nog wel, en daarom krijgen jullie deze maand geen lange verhalen van me, maar moeten jullie het doen met de foto/video-impressie die ik dit weekend heb gemaakt om de herinneringen aan een koude, maar mooie reis te delen met mijn familie en vrienden. En dus ook met jullie 😉

Veel kijkplezier!

♥♥♥♥♥