En toen was het alweer december! Wat vliegen de dagen toch voorbij als je met pensioen bent. Ik snap niet dat ik ooit tijd heb gehad om fulltime te werken, en daarnaast ook nog opleidingen volgde, een kind grootbracht en het huishouden op peil hield. Grotendeels alleen, want manlief was zeevarend en alle familie woonde aan de andere kant van het land. Oké, dat huishouden nam manlief volledig over toen we samen naar Griekenland emigreerden, en het kind was inmiddels al volwassen, maar daar stond tegenover dat mijn fulltime werken na de emigratie werd uitgebreid naar ‘meer-dan-fulltime’, want behalve boekvertalen, redigeren en maandelijks een novelle afleveren, schreef ik die eerste jaren hier in mijn ‘vrije uurtjes’ ook mijn eerste boeken. Pff, ik word nog moe als ik eraan terugdenk.
Geen wonder dat ik nu zo geniet van mijn ‘niets-hoeft-alles-mag’-dagen. Ik heb namelijk altijd meer dan genoeg te doen in en rond het huis, ook al houd ik me met dat huishouden nog steeds liever niet bezig. Dat zijn namelijk vaak weer van die ‘het moet nu eenmaal’-dingetjes die vanwege het ouder worden een steeds grotere aanslag doen op je stramme lijf. Of misschien is dat alleen maar een excuus om ze niet te hoeven doen, want bij zo’n grote klus als het opknappen van mijn werkruimte blijkt dat lijf ineens veel minder stram te zijn dan ik ’s ochtends bij het wakker worden denk. Maar muren verven vind ik leuk, stofzuigen en vloeren dweilen niet, al waren mijn dagen in de weken na de overstromingen natuurlijk noodgedwongen gevuld met juist dat soort werkzaamheden.
Gisteren zat ik voor de derde achtereenvolgende dag op mijn stramme knieën voor de kachel om een vuurtje te maken. Een ‘het moet nu eenmaal’-karweitje waar ik niet goed in ben, en waarschijnlijk daarom ook een hekel aan heb. Normaal gesproken zorgt manlief er ’s winters voor dat het behaaglijk warm is in ons huis, maar aangezien de temperatuur buiten nog dusdanig hoog is dat de hele dag stoken niet nodig is, hoeft die kachel pas aan als het donker begint te worden. Dat is meestal de tijd waarop manlief nog siësta houdt, en ik vanuit mijn (inmiddels prachtig opgeknapte) werkruimte naar de woonkamer verkas om even te relaxen met het languit op de bank kijken naar mijn favoriete Netflix-series. Dan vind ik het wel zo fijn als het in de woonkamer een beetje warm is, maar op dit moment betekent dat dus dat ik daar gewoon zelf voor moet zorgen door het aansteken van de kachel. En als dat drie dagen achter elkaar nodig is, dan word ik daar niet vrolijk van.
Ik zat daar dus op mijn knieën nogal flink in mezelf te mopperen. Op de as die ik eerst weg moest vegen en buiten in de asemmer moest deponeren, op de stomme, onhandige aanmaakhoutjes die omvielen als ik er een aansteek-stapeltje van wilde maken, op de stukken brandhout die eigenlijk veel te groot en te zwaar voor mij zijn om in de kachel te tillen, op het beroete kachelraam dat eerst nog schoongemaakt moest worden, op manlief die lekker lag te pitten en mij het vuile werk liet doen. Ik hoorde mezelf foeteren, en toen… Toen drong het in een flits tot me door hoe bevoorrecht ik eigenlijk ben. Bevoorrecht omdat ik gewoon een kachel heb om aan te steken, bevoorrecht omdat ik dat vuur niet nodig heb om te overleven, maar omdat ik het graag lekker warm heb. Juist nu, met alles wat er in de wereld om ons heen aan de gang is, zijn er zo verschrikkelijk veel mensen die er alles voor over zouden hebben om dagelijks hun kachel weer aan te kunnen steken en ik zat daar als een verwend kind te foeteren omdat ik het zo’n rotkarweitje vind.
Het moge duidelijk zijn dat ik het karweitje met rood beschaamde wangen heb afgemaakt – wat niet betekent dat ik niet meer zal foeteren als ik het vanmiddag weer moet doen. Dat zou wat worden, zeg, als je bij alles wat je niet leuk vindt je schuldig moet gaan voelen omdat anderen het slechter hebben dan jij. Maar je wat vaker dankbaar voelen voor wat je hebt, is natuurlijk wel iets om te onthouden. We beseffen namelijk niet echt hoe goed we het hebben; hoe bevoorrecht we zijn dat we dingen als een dak boven ons hoofd, een kachel om ons warm te houden en een elektriciteitsvoorziening die werkt heel normaal vinden. Dat beseffen we pas als we dat allemaal niet meer hebben. En als er iets is wat ik heb geleerd van ons overstromingsdrama, dan is het dat het ‘normale’ leven van het een op het andere moment niet meer normaal kan zijn. Dat je het ineens zonder al die vanzelfsprekende dingen moet doen, en daar is niet eens een oorlog voor nodig. Het kan je zomaar overkomen en ik denk dat het de wereld een stuk aangenamer zou maken als iedereen zich dat wat meer zou realiseren.
Daadwerkelijk iets veranderen aan de huidige wereldsituatie kan ik helaas niet, maar dankbaar zijn voor wat ik heb… dat kan ik wel. Het is namelijk bewezen dat gevoelens van dankbaarheid bijdragen aan een betere geestelijke gezondheid en welzijn. Dankbaarheid kan ons ook helpen om stress en angst te verminderen, ons meer optimistisch en veerkrachtig te maken en onze relaties te versterken. Allemaal goede redenen dus om wat vaker dankbaar te zijn. Het komt in ieder geval boven aan mijn goede voornemenslijstje voor 2024 te staan. Jazeker, hetzelfde lijstje waar ook ‘ik zal niet meer foeteren als ik karweitjes moet doen die ik niet zo leuk vind’ opstaat.
Het eerste gaat me lukken, dat weet ik zeker! Maar het tweede? Eh… ik denk het niet 😉
♥♥♥